
Tekst: André Steenbergen
Foto: André Steenbergen
Miles Davis
Hier ben ik echt heeeeel erg blij mee.
Echt heel blij.
Ontzettend bedankt allemaal en ja, deze wilde ik heel graag hebben!”
De persoon die in de patio van het gebouw afscheid nam, hield net als na het winnen van de Champions League, het overhandigde object hoog boven zijn hoofd en zwaaide er even mee op en neer zoals je dat behoort te doen met een net gewonnen voetbalcup. Het publiek, opgesteld in een halve cirkel, klapte en keek tevreden toe.
Ik was onderdeel van de halve cirkel. De soort van halve kring die mensen als vanzelf om afscheidsnemers vormen. Een menselijke haag op gepaste afstand. Lurkend aan een flesje kabouterbier (ja, er werd goed geschonken op de afscheidsreceptie!) zag ik in een split second dat de trofee een ingelijst exemplaar betrof van het album ‘Kind of Blue’ van Miles Davis. De ultieme, uitgesponnen jazzplaat, de mijlpaal uit 1959 met naast Miles op trompet natuurlijk John Coltrane op saxofoon. De ‘steady seller’ van de jazz en door velen beschouwd als de beste jazzplaat aller tijden. ‘Kind of Blue’ hoor je inmiddels in hotel lounges, op (rustige) verjaardagspartijtjes, bij je grootouders en zelfs bij uitvaarten.
“Dit kent iedereen!”, dacht ik. En ‘hij die afscheid nam’ ging daar vermoedelijk ook vanuit en bracht zonder enige inleiding een ode aan ‘Kind of Blue’. Maar ik zag al snel de toehoorders om mij heen afhaken. Iets met oorzaak en gevolg; oreer in gezelschap te lang over je favoriete LP, gepaard gaande met grondige info over ‘special vinyl editions’ 1) en ‘high fidelity’, en verveelde blikken zullen je deel zijn. Mij ging het niet veel beter af. Aanvankelijk luisterde ik nog geïnteresseerd, maar gaandeweg dwaalde ik af. Ik had geen zin in loungemuziek. Er gebeurde iets vreemds met me; ik kwam los uit mezelf, zweefde weg, ging omhoog, vloog schuin voor de toehoorders langs, klom verder omhoog, stak over, maakte een koprol daar boven in de lucht in de patio en daalde als de Heilige Geest neer in de spreker. Ik nam bezit als een bodysnatcher!

Nu sta ik daar. In mijn hand heb ik echter niet ‘Kind of Blue’ maar een ingelijst exemplaar van ‘On The Corner’ uit 1972. Het is de slechtst ontvangen plaat van Miles Davis ooit. Ik blijk niet in tongen te spreken, want op het moment dat ik wat wil zeggen, komt er domweg niets uit mij. In plaats daarvan braken de, in de ruimte opgestelde, speakers de klanken uit van het prijsnummer ‘Black Satin’. We horen tabla’s, een sitar en dan een dikke, moddervette, blubberende funk-bas gevolgd door belletjes, handklapjes, wah-wah gitaar, conga’s en drums. Is dit jazz? Is dit Miles? Het lijkt er niet bepaald op. En dan toch, na bijna een minuut is ‘ie daar ineens: Miles! Atonaal en ijl trompetterend zit hij achterin de mix. In scherp contrast met de dikke, warme ritmesectie scheert hij langs de horizon van de muziek met schelle, ijzige klanken.
Ik zie mijn publiek achteruitdeinzen (vermoedelijk net als in 1972). Men kijkt verschrikt. Niet zo raar eigenlijk; ‘On The Corner’ is namelijk een ongemakkelijk, ritmisch beest. Een vanuit de onderbuik groovend monster dat weinig van doen heeft met de muzak-jazz van ‘Kind of Blue’. Sterker nog, het staat er haaks op! Tot afgrijzen van zijn fans en de totale muziekpers, treed Miles met voeten alle regels van de ‘jazz-politie’. Het experiment van Karl Heinz Stockhausen, de funk van James Brown en de free-jazz van Ornette Coleman zijn zijn uitgangspunten geworden. Op de hoes van de plaat staat aanvankelijk niet eens vermeld wie welk instrument bespeelt. Dat doet er namelijk niet meer toe, aldus de jazz-grootmeester. Het gaat om het totaalgeluid.

Voor mijn ogen dansen tegen een knalgele achtergrond de cartooneske poppetjes (muzikanten, prostituees, activisten en drugshandelaren) van tekenaar Corky McCoy. Ze staan voor onrust en onlust, black awareness, onrechtvaardigheid, ritme, funk en de grote stad in de jaren 70. Ik zie ze van de hoes glijden en zich tussen mijn toehoorders door bewegen. Samen beginnen ze aan een stoelendans rond de percussie-instrumenten. De patio deint op en neer, ik voel de groove en opeens komt er nu wel geluid uit mijn keel. Hard roep ik: “Dit is wel degelijk jazz. Dit is origineel. Dit is energiek. ‘On The Corner’ is echt wel een jazzplaat! Hoor toch hoe de bekwame musici de groove als uitgangspunt nemen, deze begeleiden, daarop soleren en collectief improviseren. Want dát zijn de kenmerken van jazz!”
Niemand luistert.
Plots voel ik een duw tegen mijn schouder en ik kijk verschrikt om. “Gaat het wel? Je was even helemaal weg!”, hoor ik een geamuseerd kijkende collega tegen me zeggen. Ik zie dat de spreker is verdwenen en het publiek zich weer heeft verdeeld over de statafels. Ik mompel wat over Miles en wil vertellen dat het door de pers gehate ‘On The Corner’ een vreemde, bontgekleurde eend in de bijt van Miles Davis is. Maar dat dit album tegenwoordig te boek staat als belangrijke grondlegger van genres als drum ‘n’ bass, trip-hop, jungle, elektronica en alle andere soorten van muziek die herhaling als thema hebben. En dat zelfs een vroege post-punk band als A Certain Ratio de klankkleuren van dit album leek te hebben overgenomen in hun crisis-funk. Maar ik slik mijn woorden in. Op geouwehoer over onbegrepen meesterwerken zit immers niemand te wachten.
“Wil je nog bier? Oh, enne, als ik zo terug ben, wil ik wel eens van jou horen welke LP jij zou willen ontvangen op je afscheidsfeestje. Jij bent toch ook van de LP’s?”
Ik knik. “Ja doe nog maar een biertje. Denk ik ondertussen even na.”