Tekst: Edwin Timmers
Foto: Tarek Beshta
Op bezoek bij Tarek Beshta
Tarek Beshta lijkt betekenis voor te willen blijven. Hij vult doek na doek, vel na vel, maar legt zichzelf niet vast. Hij wil maken, maken, maken. Zijn penseelvoering is muzikaal. Hij soleert op het doek; lyrische uithalen, sierlijke glissando’s en staccato verdichtingen. Opera’s op het tragische hoogtepunt waar wanhoop de laatste, meest gevaarlijke emotie is. Hierna kan het alle kanten op en dat moet zo blijven.
Ik loop het terrein op van een schoolgebouw uit 1904 in de Eindhovense wijk Woensel. In dit gebouw heeft Tarek zijn atelier. Een fietser komt naast me rijden. Hij heeft flink doorgetrapt, want ademt zwaar. “Moeten haasten?” vraag ik. “Ja,” zegt de fietser, “want ik heb een afspraak met jou.” De schrijfblok op A4-formaat in mijn rechterhand zal me verraden hebben. Na wat gemorrel aan de deur lopen we zijn atelier binnen, een hoge, witte ruimte met verfspatten op de vloer en vol intens schilderwerk.
“Ken je The Moffs?” vraagt hij, scrollende door een afspeellijst op zijn mobieltje. Deze bandnaam is de aftrap voor een spelletje namedropping dat als een rode draad door het gesprek loopt. Bands, boeken, films en natuurlijk kunstenaars. Hij gaat me voor naar de tafel waarop hij zojuist een bluetooth-speaker plaatste en waaruit nu The Moffs klinken. Uit een stapeltje trekt hij Beautiful Losers, een boek over kunst die nauw verbonden was met de straatcultuur – skateboarden, graffiti en hardcore – van Los Angeles in de negentiger jaren vorige eeuw. Dat Tarek me dit boek aanreikt, is geen toeval. Het Heerlense equivalent van die cultuur kent hij van binnen aangezien hij in die stad opgroeide. Een fijne scene met een sterke DIY-mentaliteit. Tegelijk een scene met ongeschreven gedrags- en kledingcodes: dit trek je aan en dat niet; zo beweeg je voor het podium en zo niet. Zoals elke scene een prettige en veilige sociale omgeving die op momenten verstikt. Dit veilige en verstikkende, het aantrekken en afstoten, meen ik terug te zien in Tareks werkwijze – waarover straks meer. Hij tipt me de documentaire Beautiful Losers uit 2008 (aanrader, staat op youtube) die het gelijknamige boek als vertrekpunt nam.
“Skateboarding is a kind of rigorous movement. You have to try and try and try and then finally you get something. Nothing comes like that,” zegt Thomas Campbell tegen de camera terwijl hij met zijn vingers knipt op ‘that’. Niets komt vanzelf. Wil je iets onder de knie krijgen, dan moet je proberen, proberen, proberen. Een paar minuten verder in de docu zegt Harmony Korine, regisseur van onder andere de speelfilm Gummo, een van mijn favorieten, dit: “I never thought of skateboarding as a sport. […] It always seemed to me like an artform. You know, there were no rules to it. It was almost like dancing.” Een kunstvorm die ontstaat door het te doen en door onophoudelijk te kijken of er grenzen zijn. Dit zie ik in het werk van Tarek en hij zegt het op zeker moment min of meer letterlijk.
Jarenlang tot op de dag van vandaag schildert hij portretten en in lijn daarmee de ‘Daily Faces’ en de ‘Nine Heads’. Hij varieerde met gereedschap, stapte over naar spatel, maar grijpt even gemakkelijk terug naar kwast. Enige tijd geleden waagde hij zich aan werk op groter formaat. Portretten breiden zich uit naar (mens)figuren en daar stuit hij op een probleem. Om dit probleem te duiden lopen we terug naar de tafel waarboven een zeefdruk in twee drukgangen hangt van zes portretten in de stijl van de Daily Faces. In drie van de portretten zijn gemakkelijk mensentronies te herkennen. In de andere drie is dat een stuk lastiger. Tarek verbaast zich erover (en geniet ervan) dat de kijker de drie lastigere portretten als mensengezicht interpreteert aan de hand van de drie andere gemakkelijkere. Wanneer is een ensemble van verfstreken nog een gezicht en wanneer is het dat niet meer? Dit spel probeert hij te spelen met de figuren op de grotere doeken. Via de grotere doeken en de stap naar figuren heeft hij zijn speelveld vergroot, heeft hij de kaders van zijn werkwijze letterlijk uitgebreid. Omdat hij wil wegblijven van het realisme speelt hem in de uitvoering van het grotere werk de vraag parten wanneer een ensemble van verfstreken nog een figuur is en wanneer niet meer. Blijft een antwoord uit, dan zoekt hij voor het moment zijn heil in de veiligheid van de portretten om vandaaruit nieuwe wegen te verkennen. Aantrekken en afstoten, teruggaan om weer verder te kunnen.
Nog even over Beautiful Losers. Tarek is niet louter een skate-artist of een kunstenaar in de lijn van die in de docu. Hij is ook een Europeaan en Europese kunstenaars kunnen in tegenstelling tot hun Amerikaanse vakbroeders nauwelijks onder de last van de Europese (kunst)historie uit. Ze hebben met die last te dealen. Ondanks de flair in de lijnen, de spannende spontaniteit in de kromming, en de onorthodoxe, vaak frisse kleuraccenten in veel van zijn portretten, zit er wanhoop in Tareks werk. Wanhoop als gevolg van de tragische dilemma’s die aan het lot ontspruiten. Gevangen in het leven met al zijn beslommeringen. Je wilt eruit weg, maar dat kan niet. Wanhoop ja, ofschoon sommige van Tareks werken de wanhoop voorbij zijn en berusting ademen. Twee heerlijk pasteus opgezette werken nabij de tafel ademen die gemoedstoestand. Een ervan, boven de tafel, lijkt gevouwen handen centraal te stellen; het tweede, op de grond tegen de tafel, lijkt het gezicht van een jong mens achter een sluier te beschermen tegen het wereldse geweld. Een werk met een ontzettend ruige toets, dik en brokkelig, maar extreem zacht en subtiel van impact. Sprookjesachtig betoverend als je er langer naar kijkt.
Een krappe beurs maakt inventief. Dat ondervond Tarek in zijn Heerlense jaren. Met dikke stiften plaatsten hij en zijn maten tags in de openbare ruimte. Maar stiften en inkt zijn prijzig, dus bedachten en ontwikkelden ze betaalbare alternatieven, waarmee de tags alsnog geplaatst konden worden. Zo ontdekte hij teer, een verduurzamingsmiddel voor hout, verkocht in blikken bij de bouwmarkt. Hij wijst naar een aantal werken in zijn atelier waarvoor hij teer gebruikte. “Teer droogt langzamer dan verf. Het laat zich langer bewerken en in het bewerken ontstaan mooie effecten. Strijk je het met een spatel dun uit dan lijkt het op goud.” De schoonheid van teer; pas als je ermee aan de slag gaat, krijg je haar te zien. Dit brengt het gesprek op toeval. Opnieuw wijst hij naar een aantal details in zijn werken. “Dat ontstaat bij toeval. Kan ik zelf niet verzinnen.” De dingen laten gebeuren, hopend op een gelukkig toeval. Hoop en een flinke dot speelse nieuwsgierigheid als drijvende krachten tegen wanhoop. Namedroppend nemen we afscheid.