Close menu
Kerstbomen van vlees en bloed
Nina van de Ven

Tekst: Edwin Timmers

Kerstbomen van vlees en bloed

Op de website van de Bossche galerie Ruby Soho zag ik het werk van Nina van de Ven voor het eerst. Gelijk sprong er een vonkje over. Om het in het echt te zien, was ik te laat, want de tentoonstelling geweest. Haar boek Sticky Collection dan? Dat had Casper Herselman, eigenaar van Ruby Soho, op dat moment niet liggen. Gelukkig zat er dus niets anders op dan contact met Nina opnemen en haar te vragen voor de cover, voor een interview en of ik via haar het boek kon kopen. Op alle drie de vragen zei ze ja.

Nu, een week later, zit ik tegenover Nina in haar atelier in Tilburg, op een gewone stoel aan haar hoge werktafel, met het tafelblad tot aan m’n oksels, een grappig gezicht. Ik ben weer een jongetje. Een jongetje dat koffie drinkt en door het hem omringende, bijzonder rake werk geïntimideerd naar raaskallen neigt. Aan de muren in de fijn verlichte ruimte hangen grote tekeningen en keramisch werk, in de schappenkasten staan onder andere haar fameuze plakboeken, waarvan de inhoud een belangrijke rol speelt in haar werk. De plakboeken zijn een bron en een beeldbank, waarin ze collage-achtige botsingen van knipsels en snelle schetsen bewaart. Maar wat bewaart ze wel en wat niet? Misschien helpt een scene uit de film Sátántangó van Béla Tarr ons op weg.

Halverwege de film lopen twee mannen op straat, een tochtgoot, want huizen aan weerszijden. Het waait flink. De straat is bezaaid met papieren documenten van een doorgeslagen bureaucratie. Door de straffe wind waait het papier op. Steeds meer vellen komen tegen de mannen tot rust. Na enige tijd zijn de mannen als levende Pritt-stiften volledig met papier behangen. Nina is geen levende Pritt-stift, maar een beeldmagneet. Zoals een magneet bepaalde metalen naar zich toetrekt, zo trekt Nina bepaald beeldmateriaal aan. Sommige dingen blijven plakken, andere niet. Wat blijft is een Sticky Collection. Welk beeldmateriaal blijft plakken?

02 Mummer

De inhoud van Nina’s plakboeken lijkt, vanuit verwondering, een onderzoek naar de mens, naar de taal van diens lichaam als gevolg van keuzes over hoe die mens zich aan anderen wenst te presenteren. Mensen willen laten zien wie ze zijn en vaak ook bij welke groep ze willen horen. Bar weinig mensen gaan naakt over straat, wat in het licht van de wens uniek te zijn vreemd is omdat geen lichaam hetzelfde is. Liever uiten we onze uniciteit middels de lichaamshullende laag die opsmuk heet, een laag die ook kleding omvat en beantwoordt aan of reageert op het fenomeen dat mode heet. De mens hult zich in een weefsel van symbolen, met inbegrip van betekenisvolle poses en andere lichaamshoudingen. We tuigen onszelf op als kerstbomen van vlees en bloed. Dit, deze menselijke gedraging doorheen de cultuurhistorie, is de bron. Vervolgens haalt Nina de mens uit elkaar en zet die, vooral in haar tekeningen en gehoorzamend aan de esthetische wetten van haar kunstenaarswezen, weer terug in elkaar. Door de clash van oude en hedendaagse symbolen gooit ze de wereld open en biedt ze de kijker de mogelijkheid tot het maken van nieuwe verhalen.

“Ik denk dat de mens weinig is veranderd,” zegt Nina terwijl we kijken naar een plakboekpagina waarop foto’s staan van de hand van Sabazios en een met Jibbitz (drukknoopjes) versierde Croc met plateauzool. De koperen hand is ongeveer twintig eeuwen oud en versierd met religieuze symbolen die men toen begreep en de hedendaagse kunststoffen schoen is opgetuigd met seculiere symbolen die we nu begrijpen. Nina elimineert of transcendeert tijd in haar plakboeken; als een antropoloog beziet ze de gedragingen van de mens op meta­niveau en stelt vast dat slechts het resultaat van diens gedragingen veranderd is.

De figuren op Nina’s grote tekeningen zijn gevangen in even zinnenprikkelende als tegennatuurlijke poses, ze lijken op papier gestanst in een supersonisch snelle autowrakkenpers. En toch klopt het. Nina staat op en loopt naar een van de tekeningen en wijst op de witruimtes tussen het getekende. De vorm van het getekende is mede afhankelijk van de vorm van de witruimtes. Het samenspel tussen die twee zet de compositie op spanning. Nina: “Duimen plaats ik wel eens aan de verkeerde kant van de hand omdat dat mooier is, of euh nee, omdat dat beter klopt.” Tegelijk resoneren in de poses de lichaamshoudingen van figuren op Griekse vazen en middeleeuwse tapijten. De gespierde lijven op Griekse vazen komen terug in Nina’s figuren van pufferjackets and pants. “Mensen die dat dragen, verlangen naar een gespierd lichaam,” zegt Nina. Zolang zij zo’n lijf niet hebben, hullen ze zich in de suggestie die de pufferjacket is, een sixpack die doorloopt over de rug.

01 Heleen Anna Fotografie

Foto: Heleen Anna

Via het samenspel van witruimtes en het getekende komt het gesprek op modeltekenen. De tekenaar dient het zinnebeeld van de mens los te laten en te tekenen wat ze ziet. Tekenen naar de aanschouwing heet dat op z’n chic. Nina pakt er een plakboek bij. Het kleinood puilt uit, het is minstens vier keer dikker dan de oorspronkelijke rug. Ze toont de resultaten van lessen modeltekenen. Op een paar tekeningen zitten oren op benen, ze kon het niet laten, natuurgetrouwe oren op natuurgetrouwe mensenbenen. Misschien is het toeval: weer thuis uit Tilburg open ik een boek over Jeroen Bosch op het hoofdstuk over diens tekeningen. Op de tekening met de titel ‘Het veld heeft ogen en het bos heeft oren’ zitten oren op boomstammen. Ook Jeroen Bosch kon het niet laten. Boven een van zijn tekeningen schreef hij: “Armzalig is de geest die steeds gebruikmaakt van de vondsten van anderen en zelf niets bedenkt”. Ik meen enige verwantschap te zien tussen de wonderlijke creaties van Bosch en die van Nina, ware het niet dat die van Bosch een volstrekt andere lading hebben, vaak donker en moraliserend. Die van Nina zijn eerder geestrijke uitingen van vrolijke verwondering over het opgetuigde menselijke lijf.

“Zo’n twee jaar geleden wilde ik iets anders,” vertelt ze. “Toen heb ik tien kilo klei gekocht.” Dat was de opmaat tot haar keramische werk, waarna een opvallend rappe ontwikkeling volgde, voorlopig bekroond met een residentie bij het EKWC in Oisterwijk. Ze richt haar blik op een werk aan de muur: “Dat zou nooit een tekening kunnen zijn.” Ik probeer het te begrijpen en doe een gooi om mijn povere begrip in woorden te vatten. Lichtjes schudt ze haar hoofd: “Moeilijk, of eigenlijk niet uit te leggen.” En na een moment van introspectie: “Alles wat ik in keramiek heb gemaakt, zijn geen tekeningen.”

02 Mummer

Op de werktafel, waaraan we nog immer zitten, ligt een recent keramisch werk, opgedeeld in tien ‘tegels’. Nina bekijkt het met een kritisch oog. Ze is niet helemaal content met de snijlijnen. Ze heeft een vaste hand, maar streeft naar een nog vastere. Een van de tegels wiebelt wat, schotelen heet dat. Om de tegels te kunnen snijden, moet de klei niet te zacht en niet te hard zijn. Nina denkt dat ze daar één dag te laat mee was. “Maar wat is nou een dag?”, vraagt ze zich hardop af in het volle besef dat ze klei met de dag beter begrijpt. Fascinerend om te zien hoe gebrand ze is op het onder de knie krijgen van een voor haar nieuwe techniek teneinde haar ideeën ook naar tevredenheid uit een oven te kunnen zien komen. Een nieuwe techniek in z’n totaliteit: “Een vriend heeft een huis gekocht, een opknapper. Tegen de tijd dat hij gaat tegelen, wil ik helpen. Ik wil het tegelen leren.”

In vergelijking met ander werk is de voorstelling op het tegeltableau een stuk soberder van symboliek en daarmee serener. Vanaf links schiet een gevleugelde vrouwelijke figuur met haar vleugels, als in een duikvlucht, strak tegen het lijf naar rechts, waar drie palingen haar opwachten – palingen in gevangenschap, verklapt Nina. Een raadselachtige voorstelling, die meer vertelt naarmate je langer kijkt. Een horizontaal gecomponeerde voorstelling waarin de vrouwelijke figuur haar vleugels niet uitslaat en contact zoekt met vleugellamme palingen. Ontwapend treed ik binnen in een uitdijend universum van betekenis. Een nieuwe mythe daagt. Ik zou koken vanavond; ik moet op huis aan.

Mijn auto is een loodzware overjas op wielen. Mijn auto is opsmuk, alles is opsmuk. Op de straat aan het spoor een jonge man met een volle baard en op dikzolige sneakers. Een soepele joggingbroek om zijn billen en benen, zijn torso in een vlot jasje met een geborduurde krachtterm op de rug en op zijn hoofd een satijnen tulband. Waf! Zijn ledematen kronkelen als van rubber als hij zich verstapt bij het ontwijken van een dribbelend schoothondje met een pluchen winterjas en een grote bek.

https://www.instagram.com/_ninavandeven/

Terug naar overzicht

Deel dit artikel

Lees ook deze:

Hou mij op de hoogte!

Laat mij weten wanneer een nieuwe editie beschikbaar is.